De opening
De ‘Taaltheaternacht’ in de bibliotheek van Emmen was een geweldig
boekenfeest. Complimenten voor de organisatie. Voor ‘de opening’ was ik
gevraagd een column voor te dragen:
“Je staat er niet zo bij stil voordat je burgemeester wordt. Maar het leven van
een burgemeester hangt van rituelen aan elkaar. Het bezoeken van zestig jaar
getrouwde bruidsparen en 100-jarigen, spreekbeurten bij alle Vrouwen van
Nu’s, Rotary ’s, Ondernemersverenigingen en ander volk, de wereld aan
politieke vergaderingen en werkbezoeken, en natuurlijk ‘De Opening’.
Dat is geen eenvoudige kost. Dat kan ik na bijna twintig jaar
burgemeesterschap wel vaststellen. Wat mensen zonder enig vooroverleg wel
niet bedenken om de opening voor elkaar te krijgen. De opening met het lintje
en de schaar lijkt nog het meest logisch. Maar bijna altijd is het touwtje of de
schaar te bot. Ballen die je moet trappen (“de burgemeester houdt ja van
voetbal”) zijn lek of gaan niet door het strak gespannen plastic.
Confettikanonnen schieten alle kanten op, behalve de goede. Het kanon
weigert dienst, en als hij het dan eindelijk doet is de helft van het publiek doof
of half blind. Het startschot doet het vaker niet dan wel en levert pijnlijke
brandwonden op aan wijsvinger en duim. Nee, het leven van een burgemeester
gaat niet over rozen.
Maar de mooiste herinnering bewaar ik aan een opening van een sluisje door
een Veendammer wethouder die de burgemeester verving. Ik werkte bij de
gemeente als ambtenaar. Die wethouder was wat ‘eelsk’, zoals dat daar heet,
meer dan verwaand. Hij stond erop dat bij de opening een steen zou worden
onthuld met zijn naam erop, zodat vele generaties na hem nog zouden kunnen
genieten van zijn grote reputatie als bestuurder. Natuurlijk werd hem dat door
ons ambtenaren van alle kanten afgeraden. De sluis was niet van de gemeente,
en de bouw was tenslotte teamwerk. Maar de eelske bestuurder wist niet van
wijken.
Bij de opening stond de wethouder trots te glimmen, iedere passant wijzend op
de gevelsteen die dicht boven de waterlijn was aangebracht. We hadden goed
gehoorzaamd: zijn naam stond er prachtig op, als op een kleine grafsteen. Na
een korte openingstoespraak waarin hij zijn eigen grote daden nog eens voor
de eeuwigheid onder de aandacht van het gehoor bracht, was het tijd voor de
openingshandeling. Met een ferme draai aan een zwengel werden de
sluisdeuren in beweging gebracht. Langzaam liep het water het sluisgat binnen.
Letter voor letter, regel voor regel verdween wethouder W. onder water. Hij
zag zich zelf voor zijn ogen verdrinken, terwijl hij achter zich hoorde: “kiek,
wetholder verzoept jao”. Na die openingshandeling is de bestuurder nooit
meer ‘boven wotter’ gekomen.
Ik hou het daarom kort om niet te verzuipen: de Taaltheaternacht is geopend”.